Er was eens een lief klein meisje; iedereen die haar zag hield veel van haar, maar haar grootmoeder wel het allermeest, en die wist eenvoudig niet, wat ze het kind allemaal zou willen geven.
Op een dag wordt de streek getroffen door Corona, een wreedaardig virus van een boze chinese heks in het bos. Grootmoeder houdt zo van haar kleinkind dat ze haar alras een mooi FFP2 mondmaskertje opstuurt. Het meisje is zoo blij met het maskertje dat ze het de hele dag door overal draagt en algauw door iedereen Mondkapje wordt genoemd.
Op een dag zegt haar moeder: “Kom, Mondkapje, hier heb je een stuk koek en een fles wijn, breng dat eens naar je grootmoeder. Ze is zwak en ziek en het zal haar goed doen. Ga er heen voor het te warm wordt, en als je tegen wordt gehouden, zeg je maar dat het om een essentiële verplaatsing gaat. Mondkapje leeft met haar moeder in een afgelegen gebied en ze weten niet dat de 6 ministers van Mondmaskers samen met de 9 verantwoordelijken voor woonzorgcentra en twee wijzen uit Virusië, een aanpalend koninkrijk een hele reeks maatregelen genomen hebben, die de reis van Mondkapje een hele rare wending kunnen geven…
“Als je het dorp uit bent, loop dan netjes en ga niet van het pad af, want anders val je nog en breekt de fles, en dan heeft grootmoeder niets. En als je bij haar binnen komt, niet vergeten dadelijk je handen te ontsmetten en niet eerst overal rondsnuffelen, roept de moeder Mondkapje na, terwijl die klaar staat om haar tocht richting WZC aan te vangen.
“Ik zal goed oppassen,” antwoordt Mondkapje haar moeder en ze geeft er haar de hand op.
Grootmoeder woont doorgaans in het tweede verblijf van Mondkapjes ouders aan zee. Nu ze daar niet heen kunnen, vindt ze onderdak in een woonzorgcentrum aan de andere kant van het bos, een half uur van het dorp vandaan. Wanneer Mondkapje in het bos is aangekomen, komt ze de wolf tegen. Mondkapje is niet bang. Ze weet niet dat het een gevaarlijk dier is en als het buiten mag, dan zal het wel een essentiële reden hebben, niet? . “Goedemorgen, Mondkapje,” zegt de wolf. “Dag, Wolf.” – “En waar ga je zo vroeg naar toe, Mondkapje?” – “Naar grootmoeder, Wolf.” – “En wat heb je daar onder je schortje?” – “Koek en wijn. We hebben gisteren gebakken en grootmoeder is wat zwak en ziek en hiermee kan ze wat op krachten komen zodat ze geen Corona krijgt.” – “Zeg Mondkapje, waar woont je grootmoeder dan?” – “Nog ruim een kwartier lopen aan de andere kant van het bos. Onder de drie grote eiken staat het woonzorgcentrum, De Notenhaag, je kent het vast wel,” zegt Mondkapje. De wolf denkt bij zichzelf: “Natuurlijk ken ik het. En ze kennen me daar ook…. Dat jonge malse ding lijkt me niet besmet en zal nog beter smaken dan die oude grootmoeder. Als je slim te werk gaat, kan je ze allebei pakken.” Hij blijft nog een poosje naast Mondkapje meelopen, en zegt: “Kijk, Mondkapje, wat een mooie bloemen overal. Ik weet dat je voorlopig niet echt je kot uit mag, maar nu je hier toch bent, waarom kijk je niet wat om je heen? Heb je wel in gaten hoe heerlijk de vogels zingen? Jij loopt gehaast alsof je snel naar school moet, wat vandaag ook al niet kan, en dat terwijl het hier zo verrukkelijk is.”
Mondkapje kijkt rond en ziet hoe de zonnestralen door de bomen dansen, hoe de vogels genieten van de rust, nu de mens zich niet met de natuur vermengt en hoeveel mooie bloemen er overal staan.Ze denkt: “Lockdown of niet, als ik voor grootmoeder een mooi boeketje meebreng zal ze dat heerlijk vinden; het is nog zo vroeg, dat ik toch wel op tijd kom.” En ze gaat van het pad af tussen de bomen om bloemen te plukken. Ze blijft ver weg van de kleine groepjes mensen uit het dorp die hier en daar toch samenkomen en lockdown barbecues en -feestejs houden midden in het bos. Als ze een jogger of mountainbiker tegenkomt, houdt ze braaf minstens anderhalve meter afstand. “Met mijn mondkapje ben ik veilig”, denkt ze. Ze heeft er geen acht in maar telkens als ze er één bloem geplukt heeft, denkt ze dat er verderop nog een mooiere staat en zo raakt ze steeds dieper het bos in.
De wolf is blij. Zijn snode plan lijkt te lukken. Hij gaat recht naar het woonzorgcentrum toe. Onderweg trekt hij een “verzorgings-ruimtepak” aan, zet een mondmasker op en trekt een spatbril over zijn kop. Hij kleeft een badge op zijn borst met de naam “Veronique” en stapt geheel onherkenbaar, zonder dat iemand er erg in heeft, het Woonzorgcentrum binnen en begeeft zich naar de kamer van grootmoeder. Hij wil geen argwaan wekken en klopt aan de deur: “Wie is daar?” – “Mondkapje, met een koek en met wijn, doe de deur maar open!” – “Druk maar op de klink,” roept grootmoeder, “ik ben te zwak en kan niet opstaan.” De wolf drukt op de klink, de deur springt open, en zonder één woord te zeggen springt hij naar het bed en eet de grootmoeder op. Dan trekt de wolf de verzorgings- en beschermingskledij uit, trekt grootmoeders kleren aan, zet haar nachtmuts op, gaat in haar bed liggen en trekt de gordijnen dicht.
Mondkapje heeft ondertussen een heleboel bloemen geplukt en wanneer ze er geen één meer kan dragen, denkt ze weer aan grootmoeder en gaat ze op weg naar haar toe.
Wanneer ze aankomt in het woonzorgcentrum wordt haar koorts gemeten. Normaal mag ze er niet in. Iedereen vindt haar zo lief en onschuldig en ze mag verder, nadat ze haar handen heeft ontsmet. Ze zit ten slotte in de juiste bubbel.
Ze is verbaasd dat de deur van grootmoeders kamer op een kier staat. Wanneer ze de kamer binnen komt, vindt ze het er zo vreemd dat ze denkt: “Wat vind ik het hier griezelig vandaag, terwijl ik hier anders zo graag ben.” Ze roept van achter haar mondmaskertje: “Mwoedemowgen,” maar er komt geen antwoord. Zou ze het maskertje even durven afdoen? Misschien begrijpt grootmoeder niet wat ze zegt? Neen, liever niet. Ze loopt naar het bed en schuift de gordijnen opzij. Daar ligt grootmoeder met haar muts over haar gezicht en ze ziet er erg vreemd uit “Oh neen”, denkt Mondkapje, “is dat wat het coronavirus met een mens doet?!”. “Oh grootmoeder, wat heb je grote oren!” – “Dat is om beter de persconferenties te kunnen horen.” – “Maar grootmoeder, wat heb je grote ogen!” – “Dat is om al onze ministers kunnen zien.” – “Maar grootmoeder, wat heb je grote handen!” – “Dat is om je beter te kunnen pakken.” – “Maar grootmoeder, wat heb je een verschrikkelijk grote bek!” – “Dat is om je beter op te kunnen vreten.” En nauwelijks heeft de wolf dat gezegd of hij springt uit bed en verslindt het arme Mondkapje in één hap.
Wanneer de wolf zo zijn honger gestild heeft, gaat hij weer heerlijk in het bed liggen, slaapt in en begint heel hard te snurken. Een van de verzorgers van dienst wandelt de kamer voorbij en denkt: “Wat snurkt dat oude mens hard, ik zal eens kijken of haar wat mankeert.” Hij komt in de kamer, wandelt tot voor het bed en ziet dat de wolf erin ligt.
De wolf is een oude bekende in het Woonzorgcentrum. Hij lapt al jaren alle regels aan zijn laars.
“Vind ik je hier, ouwe boosdoener,” zegt hij, “ik heb lang naar je gezocht.” Hij wou net een euthanasie-spuitje geven en bedenkt zich. Niet alleen riskeert hij veel ellende met justitie achteraf, wat als de wolf de oude vrouw misschien heeft opgegeten en dat ze misschien nog te redden is? Hij stopt het spuitje weg, rijdt met het bed naar het operatiekwartier en knipt daar vakkundig de wolf open. Tot zijn grote verbazing ziet hij een mooi mondkapje glimmen en na nog een paar knippen springt het meisje eruit en roept: “O, wat ben ik bang geweest, wat was het donker in de buik van de wolf!” En dan komt de oude grootmoeder ook nog levend tevoorschijn, al kan ze haast niet ademen. In het hele verhaal heeft ze tegen beter weten in alle social distancing aan haar laars gelapt en was ze wel erg dicht bij de wolf en Mondkapje gekomen. Hopelijk zijn de ademhalingsproblemen slechts tijdelijk en hoeft ze niet in quarantaine….
Mondkapje zoekt snel enkele dozen afgekeurde mondmaskers en leegt de gehamsterde stock WC papier. Ze vullen er de buik van de wolf mee. Ze overgieten het geheel met bleekwater en chloroquine en voegen er 4 doosjes anti-malariapillen aan toe. Wanneer de wolf even later wakker wordt, voelt hij direct alle neveneffecten en valt ter plekke morsdood…
Oh wat zijn ze alle drie blij. De verzorger stroopt de pels van de wolf die vanaf nu dienst doet als tapijt in de inkomhal van het woonzorgcentrum. De grootmoeder eet de koek en drinkt van de wijn, die Mondkapje heeft meegebracht. Ze voelt zich op slag beter. En Mondkapje denkt: “Met of zonder Corona, zolang ik leef, zal ik de social distancing regels respecteren, zeker geen alternatieve medicijnen nemen, zorgen dat ik altijd een voorraad WC papier en bleekwater in huis heb en veel respect hebben voor verzorgers in Woonzorgcentra”
(gebaseerd op het sprookje : Roodkapje en de boze wolf)
Hans Demeyer