Zalvende experimenten
Ik neem in november vorig jaar deel aan een congres waar artsen, therapeuten en specialisten drie dagen lang kennis delen over de rol van ons onbewuste. Het worden drie boeiende en leerrijke dagen vol interessante AHA-momenten. Een van de wetenschappelijk onderbouwde voordrachten gaat over een experiment waarbij een testgroep een zalf op de arm gesmeerd krijgt. Het is een onschuldige pommade waar alle mogelijke allergene stoffen uit zijn verwijderd. De testgroep weet dat niet. Er wordt hen een lang gedetailleerd verhaal voorgeschoteld dat het over een zalf gaat die tot nu toe bij zo goed als elk lid van vorige testgroepen een huidallergie veroorzaakt heeft. De arts die de voordracht geeft, is duidelijk zelf weer onder de indruk wanneer hij de resultaten deelt en vertelt dat bij ruim 1/3 de van de deelnemers er een allergische reactie ontstond op de huid. Het is een mooi voorbeeld van een “nocebo“. Net zoals een placebo je kan genezen terwijl er niks van genezende stoffen in het product zitten, doet een nocebo hetzelfde in de omgekeerde richting.
De vlucht naar de realiteit
Wanneer ik na drie dagen terug vlieg lees ik in een krant op de BA-vlucht een bijdrage over de situatie in het Midden-oosten. In een schrijnend artikel beschrijft een journaliste hoe gebieden langdurig bestookt worden met SCUD raketten en andere projectielen. Het geschetste beeld van een uiteenspattend gevaarte midden een woonwijk doet me huiveren. Me inleven in de permanente angst waarin onschuldige burgers leven, maakt me triest. Er aan denken alleen al geeft me rillingen. “Kom, denk rap aan iets anders”, zegt een stemmetje in m’n hoofd dan. Dat doe ik dan ook en wring de krant tussen het netje en de rugleuning van de zetel voor me. Ik dommel in en vlieg zonder het goed te beseffen terug naar mijn eigen realiteit, waarin alles peis en vree is… Althans, zo lijkt het.
Terwijl ik sinds die vlucht alweer enige tijd in die realiteit ben, daagt het in me dat het hier ook een oorlogsgebied geworden is. Ons anders zo vredig land gaat voor het eerst sinds lang gebukt onder voortdurend artillerievuur. De projectielen zijn gevarieerd: feiten, cijfers, opinies, beelden, grafieken, stemmen en indrukken. “De grootste vijand is dat verdomde virus”, hoor je overal … Alsof men in het Midden-Oosten zou zeggen: “de twistpunten tussen de betrokken landen zijn de grootste vijand”.
“The mind can rule over the body”
In mijn beleving is niet het virus de grote vijand. Wat ik er mee doe en hoe ik er mentaal en fysiek op reageer, zijn de grootste vijanden waar ik me tegen kan beschermen. Dat laatste heb ik volledig in de hand. “Ja maar”, -oh wat hou ik van zinnen die zo beginnen- “je hebt toch geen controle over hoe je lichaam zal reageren wanneer je besmet geraakt”, zeggen mensen rond me. “Dat is een overtuiging als een andere”, antwoord ik graag en vervolg met de vraag, “en hoe dient jouw overtuiging jou?”
COVID – 19 vindt ondertussen ook zijn weg naar de Happiness farm, de plek waar ik zo graag vertoef. De een heeft het hier al wat erger zitten dan de ander. Ik houd mentaal voor mezelf vol dat het een fait-divers is waardoor ik elk ander gevoel dan anders in longen, hoofd, spieren of buik niet opblaas tot de bevestiging dat het erger aan het worden is. Ik ben me er erg bewust van dat “je energie gaat waar je aandacht gaat”. Daarom gaat mijn aandacht vaker naar het positieve dan naar het negatieve. Bij jou?
Onderhandel met jezelf
Ik heb in vele voorbije opleidingen geleerd om te onderhandelen met delen van mezelf. Er is een deel dat zich ziek wil voelen, een deel dat zich goed wil voelen, een deel dat wil strijden, een deel dat wil rusten, … Het zijn allemaal als het ware piraten op mijn schip die graag even aan stuur staan. Ik respecteer en hoor ze allemaal. Ik vecht er niet tegen. Ik hou ze graag te vriend en heb geleerd ze als een “leider” samen te laten werken.
Die aan te leren vaardigheid is voor mij in de voorbije dagen erg nuttig geweest in het meesturen van hoe mijn lichaam op de besmetting reageert.
Ik herinner me een moment in mijn leven, nu al ruim tien jaar geleden, waarbij m’n levensgezellin plots heel onwel werd en we samen naar spoed reden. De spoeddienst was aardig gevuld. De arts van dienst deed een eerste diagnose en sprak woorden die ik nooit meer vergeet: “weet u, mevrouw. U bent de enige hier op spoed, die hier echt moet zijn”.
Ik wens iedereen voldoende mentale kracht toe, voldoende vaardigheid om met het aanhoudend artillerievuur van de media om te gaan.
Ik wens iedereen voldoende mentale kracht toe om met alle delen in je samen je lichaam zo goed als mogelijk op een besmetting te laten reageren.
Ik wens iedereen voldoende mentale kracht toe om aandacht te laten gaan naar het positieve en de energie te laten volgen.
Het zal er alvast voor zorgen dat zij die niet zonder hulp kunnen, meer ruimte krijgen om zich te laten helpen. Wie weet leidt dat langzaam tot een oh zo welkomme wapenstilstand.